Annotatie
17 januari 2018
Rechtspraak
Geweld in aula: openlijke geweldpleging in de zin van artikel 141 Sr?
De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie openlijke geweldpleging is bewezenverklaard, over het oordeel van het hof dat het in de bewezenverklaring vermelde geweld ‘openlijk’ is gepleegd. Het hof heeft de bewezenverklaring doen steunen op een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegd opsporingsambtenaar, houdende de verklaringen van de aangevers, een proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegd opsporingsambtenaar houdende de verklaring van een getuigen, een proces-verbaal van verhoor verdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van de verdachte en de verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van het hof van 30 oktober 2015.
De Hoge Raad overweegt dat het hof blijkens de gebezigde bewijsmiddelen heeft vastgesteld dat het geweld tegen personen zoals vermeld in de bewezenverklaring heeft plaatsgevonden in de aula van een school. De Hoge Raad oordeelt dat het kennelijke op deze vaststelling van het hof gebaseerde, oordeel dat sprake is van ‘openlijk’ geweld in de zin van artikel 141 Sr, niet toereikend gemotiveerd is. De Hoge Raad neemt daarbij in aanmerking dat het hof in het midden heeft gelaten in hoeverre de desbetreffende ruimte in het schoolgebouw ten tijde van het ten laste gelegde toegankelijk was voor personen die al dan niet in een relatie stonden tot de onderwijsinstelling, zodat het kennelijke oordeel van het hof dat in het onderhavige geval de openbare orde is aangerand, niet zonder meer begrijpelijk is.